Beste Vogelaars deel VI
Tureluurs van de Punt van Reide.
Als je komend vanaf Termunten voor het eerst zicht hebt op de punt van Reide maakt een zekere teleurstelling zich van je meester. Is dat alles? Een stuk boom-en struikloos nat kleilandschap dat in eerste instantie beslist geen warme gevoelens bij de beschouwer opwekt. Imposant qua oppervlakte is het ook niet. Moet daar een heel dorp hebben gestaan ? Ooit heeft de Punt van Reide deel uitgemaakt van de oever(wal) van de Westerwoldse AA die even verderop de Waddenzee instroomde. De Dollard bestond nog niet. In dit gebied, dat men Reiderland noemde lagen vele dorpjes en nederzettingen met namen als Bierum , Fletum, Nesse en Ludgerskerk. De AA afvarend lag op de punt van Reide het dorpje Westerreide en op de andere oever iets verder oostelijk, hoe kan het anders : Oosterreide. Dit was ook nog rond 1400 de situatie. Afgravingen van het Reiderlandse veen zorgde voor inklinking en dus verzakking. Een paar flinke stormvloeden deden de rest; het Reiderland verdween in de golven. (St Elizabethvloed 1404 en 1421, St.Felixvloed 1530, Allerheiligenvloed 1570) Oosterreide, na de St. Felixvloed samen met het dominicanessenklooster en de borg. Westerreide bleef nog tot eind 1500 bestaan. In 1589 is er nog sprake van een kerk en twee schansen, de laatste gebouwd door de Spanjaarden. We zitten dan midden in de tachtigjarige oorlog. Willem van Oranje is net vermoord (1584) door die valse Balthasar Gerards in opdracht van Philips de tweede van Spanje. Gelukkig hebben we daar nog onze Nassauer Willem Lodewijk die De Punt van Reide terug verovert(moet een echte vogelliefhebber zijn geweest) op “den Viant” Francisco Verdugo in 1589. Hij maakt er een goed verdedigbare schans van: de Reiderschans met vier Bastions. (Groninger Schansenkrijg) Helaas is er niets meer dat herinnert aan deze bewogen tijd. Ook niet het afweergeschut dat er in de Tweede Wereldoorlog is geplaatst om Emden en de ingang van de Eems te beschermen. Bunkers en geschut staan nu bij het gehucht Femel of Fiemel dat slechts bestaat uit één huis en een boerderij omgebouwd als bezoekerscentrum van het Groninger Landschap.
Van Westerreide is er niet één steen op de andere blijven staan. Zelfs van de aanleg en afbraak van een groot sluizencomplex in de jaren 70 en 90 ten behoeve van een buitendijks kanaal (het Dollardkanaal) is niets meer te zien. De Oostelijke dijk, aangelegd om het sluizencomplex te beschermen, is het enige relikwie uit deze jaren. Wat rest is een terrein vol littekens dat uiteindelijk is teruggegeven aan de natuur. Zo hoe het ooit is begonnen. Het Groninger Landschap is er blij mee. Ik zie Brandganzen, scholeksters en wolken bonte strandlopers. Even verderop langs de dijk naar het Oosten de nieuwe kijkwand voor de zeehondenliefhebbers. En rust, veel rust. Een verademing . Mooi zo laten.
Tureluurs van de Natuurfotograaf
Het is voor de natuurfotograaf een heel gezeul met apparatuur. Behalve de Nikon D500 met éénpoot en de Nikkor 200-500 mm heb ik een rugzak bij me met daarin een kleine Spotting Scope van Kowa, de TSN-501. Slechts bij hoge uitzondering kan ik daar gebruik van maken. Zelfs het éénpootje laat geen vergrotingen toe van meer dan 20 x. Het beeld is niet rustig genoeg. Voor optimaal genot moet je van een statief gebruik maken. En dat wordt toch echt teveel gesleep. Je wilt het allemaal graag maar de realiteit stelt grenzen. Alweer die verhipte keuzes die je moet maken. Soms lijkt fotografie wel op het echte leven. En het is ook nooit zo maar even een wandelingetje met een fototoestel. Eerder omgekeerd, het toestel wandelt met jou. Het vraagt voortdurend paraatheid. Je instellingen : de lensopening op 5.6, de sluitertijd 1/2000 en de ISO op auto. Autofocus: spot en tracking mode. En dan steeds display controle want het wieltje wil de sluitersnelheid nogal eens op geheel eigenwijze veranderen. Het eenpootje half uitgeklapt en mijn baby op de rechterarm . Ontspannen wandelen is anders. Gelukkig loop ik in de luwte van de dijk. Rechts van me bevinden zich twee plassen die ook onderdeel van de Punt uitmaken. Op veilige afstand grote kolonies Lepelaars.
Whats in a name
Aan de waterkant fourageert een mooi exemplaar van de familie Tureluur. ( Tringa totanus) Wat die namen in het Latijn betekenen blijft altijd een beetje wazig. Tringa slaat op het geslacht der Ruiters die weer ondergebracht zijn bij de familie der Strandlopers en Snippen . Totanus komt van Totano, een Venetiaanse vogelnaam waarmee niet expliciet de Tureluur werd aangeduid. De naamgeving Tureluur komt uit het Oud Frans waar het woord Turelure “eenvoudig deuntje” betekent. Turelure als klanknabootsing voor simpele liedjes van zangvogels. De Tureluur voldoet daaraan geheel met zijn Túúúúllúúú’ en het lijkt logisch te veronderstellen dat ook de oude Fransen de Tureluur in gedachten hadden bij “het eentonige deuntje”. Het geluid is zo karakteristiek dat er vele lokale en regionale namen voor de Tureluur zijn ontstaan. Tuutjeder, Tuutring, Tuut en Kluun (Gronings) Tuter (Utrecht) Piljuter (Noord Brabant) Tsjirk en Tjerk (Friesland) dat “herriemaker” betekent, afgeleid van Tjirg (tieren) Dit was ook de scheldnaam voor een slonzig vrouwtje.
De Tureluur is een zeer fotogenieke vogel. Zittend op een paaltje, ineengedoken of juist fier rechtop staand; steeds weer is ie een lust voor het oog. Zelf heb ik in de kamer een afdruk op canvas hangen. (foto hieronder) Beide geslachten zijn moeilijk te onderscheiden. Het mannetje is wat zwaarder getekend en donkerder las ik . Goed en wel, maar waarmee vergelijk je het. En in winterkleed ? Geldt het dan ook? Ik lees het nergens. En zo blijft de lezer weer eens in verwarring achter.
De vogelfotograaf moet beschikken over een eigenschap die steeds zeldzamer wordt: Geduld. Wachten, en nog eens wachten en dan als er een vogel gespot wordt, voetje voor voetje proberen dichterbij te schuifelen. Blijf kijken door de zoeker, vinger aan de ontspanknop. Maak geen onverwachte bewegingen, dan is het uit met de pret en gaan ze met een “Tuureluu “of een andere angst- of waarschuwingskreet op de wieken. Deze Tureluur was een mak exemplaar. Dan zijn er twee mogelijkheden; òf ze zijn veel in contact geweest met mensen en hebben daarbij geen onaangename ervaringen opgedaan (domesticatie ) òf juist niet en zijn nog zo groen als gras. (juveniel) Deze Tureluur was op stap met een ander exemplaar dat duidelijk minder mak was. Het lukte me niet daar een opname van te maken. Die hield me goed in de gaten en zorgde er voor buiten het bereik van de lens te blijven door zich angstvallig achter een walletje schuil te houden.
Deze hierboven kan, gezien de mate van makheid, een vroeg exemplaar uit IJsland zijn geweest. Ik las dat onze Tureluurs in Spanje, Portugal of Noord Afrika overwinteren en de IJslandse exemplaren op de Wadden en in Zeeland.
Hieronder het exemplaar dat ik op canvas heb laten vergroten. Genomen in de Oostpolder bij Noordlaren in juni. En is het nu een hij of een zij ? Vergeleken met de vorige Tureluur moet het een mannetje zijn. Maar die was eind oktober al half in winterkleed.
Verder is het wel even leuk een Tureluur in volle vlucht te zien. Kenmerkend is de witte wig op de rug en de witte vleugelranden. Dit is een “Portugese” Tureluur genomen in de zoutpannen van Vila Real de San Antonio. (Algarve)
Hieronder een vlucht Tureluurs in dezelfde regio.
En als je je afvroeg wat ze eten: Deze heeft een krabbetje gevangen die hij even later vakkundig dissecteert oftewel in behapbare delen uiteenschudt en pikt en dan naar binnen werkt.
Op bovenstaande foto zijn de rode pootjes mooi te zien. De Engelsen noemen hem naar die pootjes “Redshank” en de Duitsers doen het hen na met “Rotschenkel”. De Fransen maken er “Chevalier Gambette “van, zoveel als Ridder op hoge poten. Die naamgeving leidt al snel tot komische verwarring als je buitenlandse vogelaars tegenkomt. De vraag: ”Have you seen anything special”? is snel gesteld. maar dan komt het antwoord in het Engels, Frans of in Duits en begint een gebarenspel gecombineerd met geluiden waaraan je geen touw meer vast kan knopen. Soms kennen ze de Latijnse naam maar ken jij die niet en omgekeerd of je spreekt het verkeerd uit. Er gloort wel hoop aan de horizon . De laatste keer trof ik een Engels stel die me via de mobiele telefoon pijlsnel op de hoogte bracht van wat ze hadden gezien. En in de drie talen. Ze hadden een App. zeiden ze. Ik wist niet of wij er ook een hadden. Ze keken een beetje meelijwekkend naar me. Mijn outfit was duidelijk niet in overeenstemming met de verwachte kennis.
Ego victam Ignorantia (ik versla de onwetendheid)
Nou is die kennis ook niet zo groot en bovenstaand gezegde geen overbodige luxe. Het meeste weet ik niet, een beetje half en zeer weinig met zekerheid. Wel doe ik er alles aan de grootste gaten in de kennis op te vullen. Veel van wat jullie hier te lezen , is opgezocht of nageslagen en zelfs dingen die ik zeker denk te weten worden gecheckt. Vaak kom ik in de informatievoorziening tegenstrijdigheden tegen die ik maar laat voor wat ze zijn. Ik ben te lui het uit te zoeken. Het enige authentieke zijn de foto’s , de observaties en de beleving. Opdat U het weet.
Cognito (kennis)
Een leuk weetje. Tureluurs bouwen hun nesten vaak op een aantal meters afstand van een kievitsnest . Kieviten hebben een uitstekend register aan afleidingsmanoeuvres, in te zetten bij het bespeuren van een predator. De Tuur lift zo lekker mee op dit voordeeltje. Bij Tureluurs en Grutto’s zijn de jongen direct na het uitkomen van het ei nestvlieders (ze verlaten het nest direct) en moeten zich in het hoge gras zelf redden. Wel nemen Pa en Ma de voertaak voor een deel voor hun rekening maar het duurt haast drie weken voor ze vliegvlug zijn en zelf het luchtruim kunnen kiezen. (Vliegensvlug vereist wat meer oefening.) Daardoor zijn ze bijzonder kwetsbaar, niet alleen qua voedselaanbod (insecten,spinnen, wormen)maar eveneens ten aanzien van predatoren. (vossen, marterachtigen, meeuwen, roofvogels etc) Alleen grote, vrij geïsoleerd liggende arealen weidegrond of kwelder bieden voldoende overlevingskansen ; als er tenminste een einde komt aan de desastreuze afname van zowel het aantal insecten als van de diversiteit ervan. Bij Grutto als Tureluur zien we parallel hieraan een sterke afname in het aantal succesvolle broedgevallen. Bij de Tureluur waren er in het jaar 2000 11000 broedgevallen in Nederland , meest in Zeeland en op de Wadden. Anno 2020 was het aantal broedgevallen teruggelopen tot 8000 exemplaren en die trend zet zich nog steeds voort. Ooit(eind jaren 80) hadden we 30.000 paar! Van de Grutto is de dramatische afname alom bekend: van 100.000 exemplaren in de jaren tachtig naar een kleine 60.000 in 2004 , 40.000 in 2015 en in 2021 rond de 25.000. Maar meer daarover in een volgende aflevering.
wordt vervolgd.